Vertaling van "grondstoffenverbruik leiden " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

eigen vaardigheden evalueren om community art te leiden | eigen vaardigheden evalueren om gemeenschapskunst te leiden | eigen vaardigheden beoordelen om community art te leiden | eigen vaardigheden beoordelen om gemeenschapskunst te leiden
die eigenen Kompetenzen bei der Leitung von Community Art Projekten beurteilen

Rijksuniversiteit Leiden | Universiteit van Leiden | RUL [Abbr.]
Reichsuniversität Leiden | Universität Leiden

tot kapitaalimport leiden | tot kapitaalinvoer leiden
Kapitalzuflüsse auslösen

leidinggeven aan technologische ontwikkeling van een organisatie | ontwikkeling voor een organisatie leiden | technologie voor een organisatie ontwikkelen | technologieontwikkeling van een organisatie leiden
die Technologieentwicklung in einer Organisation leiten

klinische farmacologische onderzoeken leiden | klinische farmacologische studies leiden
klinisch pharmakologische Studien leiten

leiden
zurückbringen

de zaken leiden
die Geschäfte führen

zichzelf leiden
für sich selbst sorgen

tuchtmaatregel leiden
Pflichtverletzung

leiden van een vergadering
Sitzungsvorsitz

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak „milieubescherming” of „milieu-industrie” bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;
14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;

14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak "milieubescherming" of "milieu-industrie" bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;
14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;

7. is van mening dat de toename van de vraag naar grondstoffen, basisproducten en diensten als gevolg van de groei van zich ontwikkelende economieën kan leiden tot inflatoire druk op de economieën van de EU-lidstaten; is van mening dat om dit probleem aan te pakken strategieën moeten worden ontwikkeld voor een intelligente groei van technologie alsmede instrumenten voor het voeren van een anti-inflatoir economisch beleid en een kader voor mogelijke macro-economische aanpassingen, samen met strategieën om het totale grondstoffenverbruik te verminderen en de ecologische voetafdruk van economieën te verkleinen;
7. vertritt die Auffassung, dass sich der Inflationsdruck in den Volkswirtschaften der EU-Mitgliedstaaten erhöhen kann, weil die Nachfrage nach natürlichen Ressourcen, Grunderzeugnissen und Dienstleistungen in aufstrebenden Volkswirtschaften aufgrund ihres Wirtschaftswachstums zunimmt; ist der Auffassung, dass Strategien für ein „intelligentes“ technologisches Wachstum und antiinflationäre wirtschaftspolitische Instrumente sowie ein Rahmen für mögliche makroökonomische Anpassungen ebenso wie Strategien zur Verringerung des Gesamtressourcenverbrauchs und der Auswirkungen der Wirtschaft auf die Umwelt entwickelt werden sollten, um dieses Problem anzugehen;