B. overwegende dat vrouwen, hoewel zij de meerderheid vormen van de personen met hogere opleidingskwalificaties, meer dan dubbel zo vaak inactief zijn als mannen (21 % van de vrouwen in de EU-28 in 2012 tegenover 8,4 % van de mannen) en vaker persoonlijke of gezinsredenen voor deze inactiviteit aanvoeren (21 % van de vrouwen voert gezinsredenen aan, tegenover slechts 0,5 % van de mannen);
B. in der Erwägung, dass Frauen mit mehr als doppelt so hoher Wahrscheinlichkeit wie Männer nichterwerbstätig sind (21,0 % der Frauen gegenüber 8,4 % der Männer in der EU-28 im Jahr 2012) – obwohl innerhalb der Bevölkerung mehr Frauen als Männer einen Hochschulabschluss vorweisen können – und dafür häufiger persönliche bzw. familiäre Gründe anführen (in 21 % der Fälle, während nur 0,5 % der Männer die Familie als Grund angeben);
