Traduction de «gedifferentieerd bedrijfsleven » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE

gedifferentieerd onderwijs | gedifferentieerde pedagogie
differenzierender Unterricht

nauwere samenwerking [ gedifferentieerde eenwording | gedifferentieerde integratie | harde kern ]
verstärkte Zusammenarbeit [ differenzierte Integration | harter Kern ]

gewijzigde omstandigheden in het bedrijfsleven | veranderingen in het bedrijfsleven
industrieller Wandel | industrieller Wandlungsprozess

aanpassing van de werknemers aan de gewijzigde omstandigheden in het bedrijfsleven | communautair initiatief: Aanpassing van de werknemers aan de gewijzigde omstandigheden in het bedrijfsleven
Gemeinschaftsinitiative Anpassung der Arbeitnehmer an den industriellen Wandel

gedifferentieerd
differenziert

Graad waarin gedifferentieerd onderwijs geboden wordt (élément)
Differenzierte Stufe (élément)

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
Zentraler Wirtschaftsrat

Belgische Dienst voor bedrijfsleven en landbouw
Belgisches Amt für Wirtschaft und Landwirtschaft

Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven [ Centrum voor industriële ontwikkeling | CIO | COB ]
Zentrum für Unternehmensentwicklung [ Zentrum für industrielle Enwicklung | ZIE | ZUE ]

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

H. overwegende dat bepaalde gemeenschappelijke normen voor MVO van essentieel belang zijn, dat verschillende belangen ook gedifferentieerde benaderingen van het bedrijfsleven vragen, en dat MVO, in een vrije samenleving, er nooit toe mag leiden dat liefdadig handelen een verplichting wordt, aangezien dit de bereidheid van mensen om te geven zou kunnen verminderen;
H. in der Erwägung, dass gemeinsame SVU-Normen von wesentlicher Bedeutung sind; in der Erwägung, dass Unterschiede in Bezug auf die Wesentlichkeit auch unterschiedliche Ansätze seitens der Industrie erfordern; in der Erwägung, dass im Rahmen der SVU in einer freien Gesellschaft wohltätige Maßnahmen niemals zu einer Pflicht gemacht werden dürfen, die dazu führen würde, dass die Bereitschaft der Menschen zur Wohltätigkeit abnehmen würde;

62. is van oordeel dat ontwikkelingsbeleid landen kan helpen hun rijkdom aan grondstoffen te gebruiken voor duurzame en inclusieve groei, onder andere door het verbeteren van governance en het vergroten van transparantie; onderstreept het feit dat ontwikkelingsbeleid, inclusief het Stelsel van Algemene Preferenties, geen instrument van grondstoffendiplomatie is, maar is van mening dat het in het Europees grondstoffenbeleid een belangrijke ondersteunende rol kan spelen; verzoekt de Commissie derhalve voor samenhang tussen deze twee te zorgen; spreekt zijn voldoening uit over de opneming van expliciete garanties inzake niet-discriminerende toegang tot de grondstoffenmarkt in EU-handelsovereenkomsten en als een voorwaarde voor het lidmaatschap van de WTO; onderschrijft evenwel dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband haar verzet tegen uitvoerheffingen in ontwikkelingslanden in evenwicht te brengen door een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat ontwikkelingsdoelen en industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht; wijst erop dat vrije en eerlijke handel van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de mondiale grondstoffensector en voor de totstandbrenging van welvaart in alle samenlevingen; stelt vast dat inkomsten uit grondstoffen een belangrijke rol kunnen spelen door minst-ontwikkelde landen in staat te stellen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;
62. vertritt die Auffassung, dass die Entwicklungspolitik unter anderem durch die Förderung des verantwortungsvollen staatlichen Handelns und der Transparenz, Länder dabei unterstützt, ihren Rohstoffreichtum für ein nachhaltiges und ganzheitliches Wachstum zu nutzen; betont, dass die Entwicklungspolitik und auch das APS keine Instrumente der Rohstoffdiplomatie sind, ist jedoch der Ansicht, dass die Entwicklungspolitik im Rahmen der europäischen Rohstoffpolitik sehr wohl unterstützend wirken kann; fordert die Kommission deshalb auf, für eine kohärente Politik in diesen beiden Bereichen zu sorgen; begrüßt die Aufnahme ausdrücklicher Garantien für den diskriminierungsfreien Zugang zu den Rohstoffmärkten in die Handelsabkommen der EU und in die Bedingungen für den Beitritt zur WTO; schließt sich aber auch der Auffassung an, dass Handelsabkommen die erforderliche Flexibilität bieten sollten, um Entwicklungsländer bei der Herstellung von Verbindungen zwischen der Rohstoffwirtschaft und der heimischen Wirtschaft zu unterstützen; ist der Überzeugung, dass die Rohstoffhoheit der Länder geachtet werden muss, und fordert die Kommission in diesem Zusammenhang auf, ihren Widerstand gegen Ausfuhrsteuern in Entwicklungsländern durch die Anwendung eines differenzierten Ansatzes auszugleichen, bei dem die verschiedenen nationalen Gegebenheiten berücksichtigt werden, damit die Entwicklungsziele und die Industrialisierung von Entwicklungsländern nicht gefährdet werden; hebt hervor, dass freier und fairer Handel für die Entwicklung des Rohstoffsektors weltweit und für die Schaffung von Wohlstand in allen Gesellschaften von Bedeutung ist; stellt fest, dass Einnahmen aus Rohstoffen maßgeblich dazu beitragen können, dass die am wenigsten entwickelten Länder zur Verwirklichung der Millenniums-Entwicklungsziele fähig werden;

26. onderstreept dat het ontwikkelingsbeleid geen instrument van grondstoffendiplomatie is; onderschrijft dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat de ontwikkelingsdoelen en de industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht;
26. betont, dass die Entwicklungspolitik kein Instrument der Rohstoffdiplomatie ist; schließt sich der Auffassung an, dass Handelsabkommen die erforderliche Flexibilität bieten sollten, um Entwicklungsländer bei der Herstellung von Verbindungen zwischen der Rohstoffwirtschaft und der örtlichen Wirtschaft zu unterstützen; ist der Ansicht, dass die Rohstoffhoheit des jeweiligen Staates geachtet werden muss, und fordert die Kommission in diesem Zusammenhang auf, mit einem differenzierten Ansatz den verschiedenen einzelstaatlichen Gegebenheiten Rechnung zu tragen, damit die Entwicklungsziele und die Industrialisierung von Entwicklungsländern nicht gefährdet werden;

11. verlangt maatregelen voor het creëren van een doordachte mix van economische structuren die het ontstaan van industriële monoculturen voorkomt en een gedifferentieerd bedrijfsleven bevordert; wijst er nogmaals op dat sommige sectoren van activiteit zich, tijdens de fase van overgang naar een markteconomie, positief kunnen ontwikkelen in het kader van bedrijven uit de derde sector (bij voorbeeld productiecoöperaties);
11. fordert Maßnahmen zum Aufbau geplanter gemischt-wirtschaftlicher Strukturen, die den Aufbau industrieller Monokulturen verhindern und die Diversifizierung des Wirtschaftslebens fördern; erinnert daran, dass gewisse Aktivitätsbereiche beim Übergang zur Marktwirtschaft sinnvollerweise im Rahmen der Unternehmen des dritten Sektors (z. B. Produktionsgenossenschaften) weiterentwickelt werden könnten;

11. verzoekt om maatregelen voor het creëren van een doordachte mix van economische structuren die het ontstaan van industriële monoculturen voorkomt en een gedifferentieerd bedrijfsleven bevordert; wijst er nogmaals op dat sommige sectoren van activiteit zich, tijdens de fase van overgang naar een markteconomie, positief kunnen ontwikkelen in het kader van bedrijven uit de derde sector (bij voorbeeld productiecoöperaties);
11. fordert Maßnahmen zum Aufbau geplanter gemischt-wirtschaftlicher Strukturen, die den Aufbau industrieller Monokulturen verhindern und die Diversifizierung des Wirtschaftslebens fördern; erinnert daran, dass gewisse Aktivitätsbereiche beim Übergang zur Marktwirtschaft sinnvollerweise im Rahmen der Unternehmen des 3. Sektors (z. B. Produktionsgenossenschaften) weiterentwickelt werden könnten;