2. Indien een lidstaat waarvan bekend is dat hij besmet is (categorie V van bijlage III, deel A) met één of meer van de in bijlage IV, deel II, vermelde niet-exotische ziekten, een uitroeiingsprogramma voor één of meer van deze ziekten opstelt, dient hij dat programma overeenkomstig de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure ter goedkeuring in.
(2) Erstellt ein Mitgliedstaat, in dem bekanntermaßen eine Infektion (Kategorie V nach Anhang III Teil A) mit einer oder mehreren der in Anhang IV Teil II aufgelisteten nicht exotischen Krankheiten vorliegt, ein Tilgungsprogramm für eine oder mehrere dieser Krankheiten, so legt er dieses Programm nach dem in Artikel 62 Absatz 2 genannten Verfahren zur Genehmigung vor.