In dat arrest heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de bepalingen van de artikelen 157 tot 159 en 171, tweede lid, van de programmawet « [niet] de overeenkomst tussen de werkgever en de deeltijdse werknemer [.] betreffen; dat zij ter voorkoming en bestrijding van zwartwerk, een beter toezicht op deeltijdse arbeid beogen; dat daaruit volgt dat [.] het onweerlegbaar vermoeden [.] ten behoeve van de bevoegde ambtenaren en instellingen is gevestigd ».
In diesem Urteil hat der Kassationshof geurteilt, dass die Bestimmungen der Artikel 157 bis 159 und 171 Absatz 2 des Programmgesetzes « sich [nicht] auf den Vertrag zwischen dem Arbeitgeber und dem teilzeitbeschäftigten Arbeitnehmer [.] beziehen; dass sie, im Hinblick auf Vorbeugung und Bekämpfung von Schwarzarbeit, auf eine bessere Kontrolle über Teilzeitbeschäftigung abzielen; dass sich daraus ergibt, dass [.] die unwiderlegbare Vermutung [.] für die zuständigen Beamten und Einrichtungen eingeführt worden ist ».