Vertaling van "concordantie zijn benoemd " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

in vast verband benoemd
endgültig ernannt

benoemde erfgenaam
eingesetzter Erbe

voorlopig benoemd
vorläufig ernannt

concordantie
Konkordanz | Übereinstimmung

concordantie | overeenstemming
Übereinstimmung

benoemd getal
bekannte Zahl

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

In zoverre het middel artikel 80 op zich beschouwt - los van de terugwerkende kracht die eraan is verleend bij artikel 83, 4° - doordat het de vergelijking maakt tussen de situatie van diegenen die, vóór 29 augustus 1998, bij concordantie zijn benoemd in de functie van docent op basis van hun ruime faam en diegenen die bij concordantie moeten worden benoemd na die datum, klaagt het een verschil in behandeling aan dat inherent is aan elke wetswijziging, al was ze, zoals te dezen, bestemd om een door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid te verhelpen.
Insofern der Klagegrund Artikel 80 an sich betrachtet - unabhängig von der ihm durch Artikel 83 4° verliehenen Rückwirkung -, indem er einen Vergleich zieht zwischen der Lage derjenigen, die vor dem 29. August 1998 durch Konkordanz in das Amt eines Dozenten auf der Grundlage ihres grossen Rufes eingesetzt wurden, und derjenigen, die nach diesem Datum durch Konkordanz einzusetzen sind, prangert er einen Behandlungsunterschied an, der für jede Gesetzesänderung gilt, selbst wenn sie, wie im vorliegenden Fall, dazu dient, eine durch den Hof festgestellte Verfassungswidrigkeit zu beheben.

Het is pas zonder het gemaakte onderscheid dat een onverantwoord verschil zou zijn ontstaan, naar aanleiding van de concordantie, binnen de categorie leraars artistieke vakken, tussen hen die volgens het koninklijk besluit van 22 april 1969 wel voldeden aan het daar geëiste diplomabezit en hen die louter waren benoemd vanwege de omstandigheid dat ze naam hadden gemaakt in hun beroep.
Erst ohne die eingeführte Unterscheidung wäre ein ungerechtfertigter Unterschied infolge der Konkordanz innerhalb der Kategorie von Lehrern in künstlerischen Fächern entstanden, und zwar zwischen denjenigen, die nach dem königlichen Erlass vom 22. April 1969 tatsächlich dem darin vorgesehenen Erfordernis des Diplombesitzes entsprochen hätten, und denjenigen, die nur deswegen ernannt worden seien, weil sie sich in ihrem Beruf einen Namen gemacht hätten.