« Schendt artikel 4, 6°, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 191 van de Grondwet, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artik
el 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in zoverre het het recht op de inkomensgarantie voor ouderen die vreemdelingen zijn en die in het bevolkingsregister
zijn ingeschreven, afhankelijk maakt van de voorwaard
...[+++]e dat een recht op een rust- of overlevingspensioen krachtens een Belgische regeling te hunnen aanzien werd geopend, terwijl die voorwaarde niet vereist is wanneer het om personen van Belgische nationaliteit gaat ?« Verstösst Artikel 4 Nr. 6 des Gesetzes vom 22hhhhqMärz 2001 zur Einführung einer Einkommensgarantie für Betagte gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 191 der Verfassung, mit Artikel 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Arti
kel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, indem er das Anrecht auf eine Einkommensgarantie für Betagte ausländischer Staatsangehörigkeit, die im Bevölkerungsregister eingetragen sind, von der Voraussetzung abhängig macht, dass ein Anspruch auf eine Ruhestands- oder Hinterbliebenenpension aufgrund einer belgischen Regelung eröffnet ist, während
...[+++] diese Voraussetzung für Personen belgischer Staatsangehörigkeit nicht gilt?