2. Les animaux non biologiques peuvent utiliser des pâturages biologiques pendant une période limitée chaque année, à condition qu'ils proviennent de systèmes agricoles définis au paragraphe 3, point b), et que les animaux biologiques ne se trouvent pas simultanément dans les pâturages concernés.
2. Niet-biologisch gehouden dieren mogen gedurende een beperkte periode per jaar gebruikmaken van biologische weidegronden, mits zij afkomstig zijn uit een landbouwsysteem als omschreven in lid 3, onder b), en niet op hetzelfde moment als biologisch gehouden dieren op die weidegrond aanwezig zijn.