Les sommes qui sont ou restent consignées du fait de la minorité, de l'interdiction ou de l'aliénation mentale des ayants droits, ou en raison de l'existence d'un usufruit et les cautionnements fournis en numéraire par les conservateurs des hypothèques pour garantir leurs obligations vis-à-vis des tiers (loi du 21 ventôse, an VII, modifiée par la loi du 24 décembre 1906) bénéficient d'un taux d'intérêt égal au rendement à maturité constante de l'OLO à trois ans tel que calculé par le Fonds des rentes.
De sommen die geconsigneerd zijn of geconsigneerd blijven ingevolge minderjarigheid, onbekwaamheid of krankzinnigheid van de rechthebbende, of in geval van het bestaan van een vruchtgebruik en de in geld gegeven borgtochten door de hypotheekbewaarders ter garantie van hun verplichtingen ten opzichte van derden (wet van 21 ventôse, jaar VII, gewijzigd door de wet van 24 december 1906) genieten van een rentevoet die gelijk is aan het rendement van de OLO met een vaste looptijd van drie jaar zoals berekend door het Rentenfonds.