L'une d'entre elles stipulait ce qui suit: "Informer les agents sur leur obligation de signaler toute infraction éventuelle de corruption aux organes de poursuite conformément à l'article 29 du Code d'instruction criminelle et mettre en place des mécanismes de protection institutionnalisés pour les dénonciateurs de bonne foi et une procédure de désignation des personnes de confiance".
Een ervan luidde: "De ambtenaren informeren over hun verplichting om elke eventuele inbreuk van corruptie aan de vervolgingsinstanties te melden overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, geïnstitutionaliseerde beschermingsmechanismen opzetten voor klokkenluiders die te goeder trouw zijn en een procedure invoeren voor het aanwijzen van vertrouwenspersonen".