1. Les États membres veillent à ce que leurs bureaux de recouvrement des avoirs coopèrent les uns avec les autres aux fins énoncées à l’article 1er, paragraphe 1, en échangeant des informations et des bonnes pratiques, sur demande ou de manière spontanée.
1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen onderling samenwerken ter verwezenlijking van de in artikel 1, lid 1, genoemde doelstellingen, door zowel op verzoek als eigener beweging informatie en beproefde methoden uit te wisselen.