Le législateur a voulu éviter que la loi ne soit « interprétée comme donnant carte blanche aux personnes qui adoptent des comportements punissables dans le cadre d'une personne morale », et a donc prévu que « la personne morale et la personne physique peuvent être poursuivies et condamnées ensemble comme coauteurs en cas de dol » (Doc. parl., Sénat, 1998-1999, n° 1-1217/6, p. 10).
De wetgever heeft willen vermijden dat de wet « een vrijbrief biedt voor personen die in het kader van de rechtspersoon strafbare gedragingen stellen » en heeft dan ook bepaald dat « in geval van opzet, de rechtspersoon en de natuurlijke persoon samen als mededaders [kunnen] worden vervolgd en veroordeeld » (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1217/6, p. 10).