Il ressort des faits de la cau
se portée devant le juge a quo, des motifs de la décision de renvoi et des dispositions précitées que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité de l'article 150, alinéas 1 et 2, précité du CIR 1992 avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que cette disposition introduirait une différence de traitement entre deux catégories de personnes âgées de moins de cinquante-huit ans
au 1 janvier 2005, percevant des allocations de chômage parmi d'autres revenus professionnels, et cohabitant avec
...[+++]une personne ne percevant pas de telles allocations : d'une part, la personne mariée ou dans une situation de cohabitation légale qui fait l'objet d'une imposition commune, et d'autre part, la personne qui n'est ni mariée, ni dans une situation de cohabitation légale.Uit de feiten van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak, uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit de voormelde bepalingen blijkt dat het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van het voormelde artikel 150, eerste en tweede lid, van het WIB 1992, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van persone
n die op 1 januari 2005 jonger zijn dan 58 jaar, die naast andere beroepsinkomsten werkloosheidsuitkeringen ontvangen en die samenwonen met een persoon die zulke uitkeringen niet ontvangt : enerzijds, de gehuwde of w
...[+++]ettelijk samenwonende persoon ten aanzien van wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en, anderzijds, de persoon die niet gehuwd is, noch wettelijk samenwonend.