Le juge a quo demande si la disposition en cause est contraire au principe d'égalité et de non-discrimination consacré par les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'elle réserve l'indemnité de procédur
e à la partie ayant obtenu gain de cause qui est assistée par un avocat, à l'exclusion de la partie ayant obtenu
gain de cause qui est représentée devant les juridictions du travail conformément à l'article 728, § 3, du Code judiciaire et ce, « même si cette représentation s'inscrit dans le cadre de l'assistance judiciaire ou d'une défense pro deo et que la partie ne paie pas elle-même les
...[+++]frais et honoraires de cet avocat ».De verwijzende rechter
vraagt of de in het geding zijnde bepaling in strijd is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij de rechtsplegingsvergoeding voorbehoudt aan de in het gelijk gestelde partij die wordt bijgestaan door een advocaat, met uitsluiting van de in het gelijk gestelde partij die voor de arbeidsgerechten wordt vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, en zulks « zelfs al gebeurt dit in het kader van de rechtsbijstand of een pro deo verdediging wa
arbij die partij de kosten ...[+++] en erelonen voor die advocaat niet zelf betaalt ».