(28) Lorsque des personnes faisant l'objet d'un détachement intragroupe ont exercé leur droit à la mobilité, il convient que le deuxième État membre puisse, sous certaines conditions, prendre des mesures pour s'opposer aux activités de la personne détachée qui violent les dispositions pertinentes de la présente directive.
(28) Wanneer de binnen een onderneming overgeplaatste persoon zijn recht op mobiliteit heeft uitgeoefend, moet de tweede lidstaat onder bepaalde voorwaarden tegen de activiteiten van de binnen een onderneming overgeplaatste persoon kunnen optreden, indien die activiteiten niet verenigbaar zijn met de relevante bepalingen van deze richtlijn.