2. la pose, la démolition, la présence et l'entretien de câbles et de canalisations, pour autant que la distance entre les parties les plus proches du câble ou de la canalisation et de l'installation de transport soit d'au moins 0,20 m (0,50 m pour l'oxygène gazeux) ou 0,50 m respectivement en cas de croisement ou de tracé parallèle entre l'installation de transport et le câble ou la canalisation, et pour autant qu'il ne s'agit pas de réseaux de drainage des eaux de terrains agricoles ou horticoles;
2. de plaatsing, afbraak, aanwezigheid en het onderhoud van kabels en leidingen, mits de afstand tussen de dichtstbijzijnde delen van de kabel of leiding en de vervoersinstallatie ten minste 0,20 m bedraagt (0,50 m voor gasvormige zuurstof) of 0,50 m respectievelijk in geval van kruising of parallel tracé tussen de vervoersinstallatie en de kabel of de leiding, en voor zover het niet gaat om ondergrondse ontwateringsnetten op land- of tuinbouwterreinen;