180. se rend compte de la complexité que représente la promotion des synergies e
ntre le 7 PC et les Fonds structurels; estime que la Commission pourrait intensifier sa communication avec les États membres en présentant certaines bonnes pratiques afin de veiller
à ce que les Fonds structurels soient utilisés efficacement pour faciliter les synergies à la fois en amont (préparation des projets, renforcement des capacités) et en aval (démonstration à échelle réelle, réalisation sur le marché); considère que la dimension régionale de la
...[+++] recherche et du développement pourrait ainsi être renforcée en encourageant l'innovation, la recherche et l'éducation (qui constituent le "triangle de la connaissance") et la création de foyers d'excellence et de groupements régionaux, en étendant ainsi le champ géographique du 7 PC, en vue d'assurer une répartition efficiente et efficace des projets entre tous les États membres; reconnaît la nécessité de renforcer la coordination des montants attribués par les Fonds structurels aux infrastructures de recherche et du financement des activités de recherche dans les programmes-cadres; 180. is zich bewust van het feit dat niet eenvoudig is meer synergie tot stand te brengen t
ussen het KP7 en de structuurfondsen; is van mening dat de Commissie intensiever met de lidstaten zou moeten communiceren door hen bepaalde optimale methodes voor te leggen, om zo te zorgen voor een doeltreffend gebruik van de structuurfondsen ten behoeve van de totstandbrenging van synergie, zowel stroomopwaarts (projectvoorbereiding en capaciteitsopbouw) als stroomafwaarts (volledig uitgebouwde demonstratieprojecten en marktintroductie); is dan ook van mening dat de regionale dimensie van onderzoek en innovatie kan worden versterkt door de kenn
...[+++]isdriehoek innovatie-onderzoek-onderwijs te stimuleren en elitecentra en regionale clusters in het leven te roepen, waarbij de geografische reikwijdte van het KP7 wordt vergroot zodat de projecten effectief en efficiënt over alle lidstaten worden verdeeld; erkent de behoefte aan meer coördinatie van de toewijzingen van middelen uit de structuurfondsen voor de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur enerzijds en de financiering van onderzoeksactiviteiten uit hoofde van de kaderprogramma’s anderzijds;