1) l'interruption de la vie du patient en phase terminale doit se faire à l'intervention du médecin traitant ou, en cas de refus de ce dernier pour des considérations éthiques, religieuses ou philosophiques, par le médecin sollicité à cet effet.
1) Het beëindigen van het leven van de terminale patiënt moet geschieden door de behandelende arts, of bij weigering van de behandelende arts, om ethische, religieuze of filosofische overwegingen, door de arts die hiertoe wordt aangezocht.