Art. 3. Les agents de l'Etat, revêtus d'un grade spécifique au 30 novembre 2004, qui ont été intégrés dans la classe A1 ou A2 au 1 décembre 2004, remplissent les conditions d'ancienneté pour être promus dans la classe A3 dès qu'ils comptent une ancienneté de classe de 6 ans résultant de l'ancienneté acquise dans les classes A1 et A2 et de l'application de l'article 216, § 2, de l'arrêté royal du 4 août 2004.
Art. 3. Het rijkspersoneel dat op 30 november 2004 met een bijzondere graad bekleed is en op 1 december 2004 in de klasse A1 of A2 geïntegreerd is, vervult de anciënniteitsvoorwaarden om bevorderd te worden in de klasse A3, zodra het een klasseanciënniteit van zes jaar heeft, die volgt uit de anciënniteit in de klassen A1 en A2 en uit de toepassing van artikel 216, § 2, van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004.