3. Lorsque l'instrument de cession des activités, l'instrument de l'établissement-relais ou l'instrument de séparation des actifs est appliqué à une entité visée à l'article 2 du présent règlement, cette entité est considérée comme faisant l'objet d'une procédure de faillite ou d'une procédure d'insolvabilité analogue aux fins de l'article 5, paragraphe 1, de la directive 2001/23/CE du Conseil
3. Indien het instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van activa op een in artikel 2 van deze verordening bedoelde entiteit wordt toegepast, wordt die entiteit voor de toepassing van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad geacht te zijn onderworpen aan een faillissementsprocedure of een soortgelijke insolventieprocedure.