Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «cour était interrogée » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE
voir aussi les traductions en contexte ci-dessous
découverte d'un fait de nature à exercer une influence décisive et qui était inconnu de la Cour

ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat onbekend was aan het Hof
TRADUCTIONS EN CONTEXTE
La Cour était interrogée sur l'existence d'une discrimination entre les enfants majeurs dont la filiation paternelle est établie postérieurement à la filiation maternelle (par reconnaissance ou par recherche de paternité) et les enfants majeurs qui contestent la paternité de leur père en ce que les premiers peuvent conserver le nom de famille qu'ils ont toujours porté tandis que les seconds ne le peuvent pas.

Het Hof werd ondervraagd over het bestaan van een discriminatie tussen de meerderjarige kinderen van wie het vaderschap wordt bepaald na het moederschap (via erkenning of via onderzoek naar het vaderschap) en de meerderjarige kinderen die het vaderschap van hun vader betwisten, doordat de eersten de familienaam die ze altijd droegen mogen behouden, terwijl de laatsten dat niet kunnen.


La Cour était interrogée sur l'existence d'une discrimination entre les enfants majeurs dont la filiation paternelle est établie postérieurement à la filiation maternelle par reconnaissance ou par recherche de paternité, et les enfants majeurs qui contestent la paternité de leur père, dans la mesure où les premiers peuvent conserver leur nom de famille, alors que les seconds ne le peuvent pas.

Het Hof werd ondervraagd over het bestaan van een discriminatie tussen de meerderjarige kinderen van wie het vaderschap wordt bepaald na het moederschap en de meerderjarige kinderen die het vaderschap van hun vader betwisten, omdat de eersten de familienaam mogen behouden en de laatsten niet.


La Cour était interrogée sur l'existence d'une discrimination entre les enfants majeurs dont la filiation paternelle est établie postérieurement à la filiation maternelle par reconnaissance ou par recherche de paternité, et les enfants majeurs qui contestent la paternité de leur père, dans la mesure où les premiers peuvent conserver leur nom de famille, alors que les seconds ne le peuvent pas.

Het Hof werd ondervraagd over het bestaan van een discriminatie tussen de meerderjarige kinderen van wie het vaderschap wordt bepaald na het moederschap en de meerderjarige kinderen die het vaderschap van hun vader betwisten, omdat de eersten de familienaam mogen behouden en de laatsten niet.


La Cour était interrogée sur l'existence d'une discrimination entre les enfants majeurs dont la filiation paternelle est établie postérieurement à la filiation maternelle (par reconnaissance ou par recherche de paternité) et les enfants majeurs qui contestent la paternité de leur père en ce que les premiers peuvent conserver le nom de famille qu'ils ont toujours porté tandis que les seconds ne le peuvent pas.

Het Hof werd ondervraagd over het bestaan van een discriminatie tussen de meerderjarige kinderen van wie het vaderschap wordt bepaald na het moederschap (via erkenning of via onderzoek naar het vaderschap) en de meerderjarige kinderen die het vaderschap van hun vader betwisten, doordat de eersten de familienaam die ze altijd droegen mogen behouden, terwijl de laatsten dat niet kunnen.


For more results, go to https://pro.wordscope.com to translate your documents with Wordscope Pro!
Dans l'affaire qui a donné lieu à l'arrêt n° 156/2013 précité, la Cour était interrogée sur l'article 50 de la loi du 10 avril 1971 en ce qu'il ne permettait pas à une juridiction du travail, saisie d'un recours contre l'affiliation d'office infligée par le Fonds des accidents du travail, d'appliquer les principes généraux du droit pénal que sont, notamment, les circonstances atténuantes et le sursis, alors que pour une même infraction, ces personnes pourraient bénéficier de l'application de ces principes devant le juge pénal.

In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het voormelde arrest nr. 156/2013, werd aan het Hof een vraag gesteld over artikel 50 van de wet van 10 april 1971 in zoverre het een arbeidsgerecht, waarvoor een beroep is ingesteld tegen de door het Fonds voor Arbeidsongevallen opgelegde ambtshalve aansluiting, niet toeliet de algemene beginselen van het strafrecht toe te passen, waaronder de verzachtende omstandigheden en het uitstel, terwijl die personen voor een zelfde inbreuk de toepassing van die beginselen voor de strafrechter zouden kunnen genieten.


Par la première question préjudicielle, la Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles 10 et 11, combinés avec l'article 152, de la Constitution, de l'article 147, alinéa 3, de la loi du 1 décembre 2013 en ce que cette disposition prévoit qu'un juge qui était nommé aux tribunaux du travail de Verviers et d'Eupen est nommé en ordre subsidiaire, sans son consentement et sans avoir posé sa candidature, au nouveau Tribunal de commerce d'Eupen et au Tribunal de première instance d'Eupen, « alors que tous les autres magistrat ...[+++]

In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 152, van de Grondwet, van artikel 147, derde lid, van de wet van 1 december 2013, in zoverre die bepaling voorschrijft dat een rechter die in de Arbeidsrechtbanken te Verviers en te Eupen is benoemd, in subsidiaire orde, zonder zijn toestemming en zonder zich kandidaat te hebben gesteld, in de nieuwe Rechtbank van Koophandel te Eupen en in de Rechtbank van eerste aanleg te Eupen wordt benoemd, « terwijl alle andere magistraten die met toepassing van het eerste en tweede lid van he ...[+++]


La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 145 , § 1 , 1°, du Code des impôts sur les revenus 1992 (ci-après : CIR 1992), tel qu'il était applicable à partir de l'exercice d'imposition 2004 et ce, pour toutes les dépenses effectuées jusqu'au 31 décembre 2012, en ce qu'il prévoit qu'une réduction d'impôt est accordée en ce qui concerne les « dépenses pour le remplacement des anciennes chaudières », dans l'interprétation selon laquelle cette réduction d'impôt ne s'applique pas aux « dépenses pour ...[+++]

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 145 , § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was vanaf het aanslagjaar 2004 en voor alle uitgaven betaald tot en met 31 december 2012, in zoverre het bepaalt dat een belastingvermindering wordt verleend voor « uitgaven voor de vervanging van oude stookketels », waarbij die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat de belastingvermindering niet van toepassing is op « uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel » (eerste pr ...[+++]


La Cour est interrogée sur la compatibilité de l'ancien article 504 du Code civil avec les articles 10 et 11 de la Constitution, dans l'interprétation selon laquelle une action en nullité d'un acte juridique accompli par une personne entretemps décédée, intentée par les héritiers, pour cause de démence, était recevable sur la base de cette disposition si une requête en interdiction avait été déposée, mais ne l'était pas si une requête visant à la désignation d'un administrateur provisoire avait été introduite avant le décès de l'intéressé.

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van dat vroegere artikel 504 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat op basis van die bepaling een vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een rechtshandeling van een intussen overleden persoon op basis van diens krankzinnigheid ontvankelijk was wanneer vóór diens overlijden een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring was ingediend, maar niet wanneer een verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder was ingediend.


Dans cet arrêt, la Cour était interrogée sur la compatibilité de l'article 371 du Code des impôts sur les revenus 1992, lu en combinaison avec les articles 32 et 52 du Code judiciaire, avec les articles 10 et 11 de la Constitution lus eux-mêmes en combinaison avec l'article 14, paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, s'il est interprété en ce sens que la date d'envoi mentionnée sur l'avertissement-extrait de rôle constitue la date à laquelle le délai de réclamation commence à courir.

In dat arrest werd aan het Hof een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in samenhang gelezen met de artikelen 32 en 52 van het Gerechtelijk Wetboek, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zelf in samenhang gelezen met artikel 14, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien het zo wordt geïnterpreteerd dat de datum van verzending vermeld op het aanslagbiljet, de datum is waarop de bezwaartermijn een aanvang neemt.


Il ressort des motifs de la décision de renvoi que la Cour est interrogée sur la compatibilité de l'article XII. XI. 17, § 4, de l'arrêté royal du 30 mars 2001 avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'un membre actuel du personnel du cadre opérationnel qui, au moment de l'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 30 mars 2001, était titulaire d'un diplôme ou d'un certificat d'études donnant accès à un emploi de niveau 1 dans l'administration, mais pour qui la détention de ce diplôme ou certificat d'études ne constituait pa ...[+++]

Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt gevraagd of artikel XII. XI. 17, § 4, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een actueel personeelslid van het operationeel kader dat op het ogenblik van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 houder was van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot een betrekking van niveau 1 bij de administratie, maar voor wie het bezit van een dergelijk diploma of studiegetuigschrift geen voorwaarde voor de toelating vormde, in tegenstelling tot het personeelslid voor wie da ...[+++]




D'autres ont cherché : cour était interrogée     


datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

cour était interrogée ->

Date index: 2021-09-21
w