4. Les États membres peuvent exiger de
s établissements de paiement qui exercent leurs activités sur leur territoire par l’intermédiaire d’agents en vertu du droit d’établissement et dont l’administration centrale est située dans un autre État membre qu’ils désignent un point de contact central sur leur territoire, afin d’assurer une bonne communication et une bonne inform
ation concernant la conformité avec les titres III et IV, sans préjudice de toute disposition
relative à la lutte contre ...[+++] le blanchiment de capitaux et le financement du terrorisme, et afin de faciliter la surveillance par les autorités compétentes de l’État membre d’origine et des États membres d’accueil, notamment en fournissant à celles-ci, à leur demande, des documents et des informations.4. De lidstaten kunnen voorschrijven dat betalingsinstellingen die uit hoofde van het recht tot vestiging via agenten op hun grondgebied werkzaam zijn, en waarvan het hoofdkantoor zich in een andere lidstaat bevindt, op
hun grondgebied een centraal contactpunt aanwijzen met het oog op adequate communicatie en vers
laglegging over het naleven van de titels III en IV, onverminderd de bepalingen betreffende de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en met het oog op het faciliteren van het toezicht door
...[+++]de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en lidstaten van ontvangst, onder meer door het desgevraagd aan de bevoegde autoriteiten verstrekken van documenten en gegevens.