Les arrêtés royaux des 11 juin 1954 et 14 avril 1958 portant interdiction de survol de certaines parties du territoire du Royaume, tous deux pris en exécution de la loi du 27 juin 1937 portant révision de la loi du 16 novembre 1919 relative à la réglementation aérienne, empêchent que, dans le débat sur les vols de nuit, on puisse ne fût-ce qu'envisager une répartition équitable des nuisances.
De koninklijke besluiten van 11 juni 1954 en 14 april 1958 houdende verbod tot vliegen boven zekere gedeelten van het grondgebied van het Rijk, beide genomen in uitvoering van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart, beletten dat in het debat van de nachtvluchten een billijke verdeling van hinder zelfs maar kan worden overwogen.