(44) Arrêt de la Cour du 13 mars 2001 dans l'affaire C-379/98, PreussenElektra et Schleswag, Recueil p. I-2099, points 59 et 61: "Il y a lieu de constater que l'obligation, faite à des entreprises privées d'approvisionnement en électricité, d'acheter à des prix minimaux fixés l'électricité produite à
partir de sources d'énergie renouvelable, n'entraîne
aucun transfert direct ou indirect de ressources d'État aux entreprises productrices de ce type d'électricité [...] Dans ces conditions, le fait que l'obligation d'achat est imposée par la loi et confère un avantage incontestab
...[+++]le à certaines entreprises n'est pas de nature à lui conférer le caractère d'une aide d'État au sens de l'article [87], paragraphe 1, du traité CE".(44) Arrest van het Hof van 13 maart 2001, zaak C-379/98, PreussenElektra en Schleswag AG, Jurispr. 2001, blz. I-2099, punten 59 en 61: "In casu moet worden vastgesteld dat de aan de particuliere electriciteitsbedrijven opgelegde verplichting tegen minimumprijzen electriciteit uit hernieuwbare e
nergiebronnen af te nemen, geen enkele rechtstreekse of zijdelingse overdracht van staatsmiddelen aan de producenten van dit soort electriciteit met zich meebrengt [...] In die omstandigheden is het feit dat de afnameverplichting bij wet is opgelegd en aan bepaalde ondernemingen een onbetwistbaar voordeel verleent, geen grond om die verplichting t
...[+++]e kwalificeren als een steunmaatregel in de zin van artikel 92, lid1, van het Verdrag".