Vertaling van "niveau du rachis lombaire retournait aux valeurs initiales environ " (Frans → Nederlands) :

Le suivi après le traitement montrait que, sur base des valeurs moyennes, la densité minérale osseuse au niveau du rachis lombaire retournait aux valeurs initiales environ 1 an après l’arrêt du traitement et que la densité minérale osseuse au niveau de la hanche retournait aux valeurs initiales environ 3 ans après l’arrêt du traitement.
De follow-up na de behandeling toonde, op basis van de gemiddelde waarden, dat de BMD van de lumbale wervelkolom ongeveer 1 jaar na stopzetting van de behandeling naar de initiële waarden terugkeerde en dat de BMD van de heup ongeveer 3 jaar na stopzetting van de behandeling naar de initiële waarden terugkeerde.

Tableau 2: Modification moyenne relative par rapport aux valeurs initiales pour la DMO au niveau du rachis lombaire, de la hanche totale, du col du fémur et du trochanter après un an (analyse principale) et deux ans de traitement (population per protocole) dans l’étude BM 16550.
Tabel 2: gemiddelde relatieve daling van de BMD van de lumbale wervelkolom, de totale heup, de femurhals en de trochanter na één jaar (primaire analyse) en twee jaar behandeling in vergelijking met de beginwaarde (perprotocolpopulatie) in studie BM 16550.

Tableau 2 : Modification moyenne relative par rapport aux valeurs initiales pour la DMO au niveau du rachis lombaire, de la hanche totale, du col du fémur et du trochanter après un an (analyse principale) et deux ans de traitement (population per protocole) dans l’étude BM 16549.
Tabel 2: gemiddelde relatieve verandering van de BMD van de lumbale wervels, de totale heup, de femurhals en de trochanter ten opzichte van de beginwaarde na één jaar (primaire analyse) en na twee jaar behandeling (perprotocolpopulatie) in studie BM 16549.

Les augmentations moyennes de la DMO au niveau du rachis lombaire à 1 an, par rapport aux valeurs initiales, étaient de 5,1 % (IC à 95 % : 4,8-5,4%) dans le groupe 70 mg et de 5,4% (IC à 95% : 5,0-5,8%) dans le groupe 10 mg.
De gemiddelde stijging ten opzichte van de uitgangswaarde van de BMD van de lumbale wervelkolom na één jaar was 5,1% (95% BI: 4,8-5,4%) in de 70 mg-groep en 5,4% (95% BI: 5,0-5,8%) in de 10 mg-groep.

Le suivi après traitement a montré que la densité minérale osseuse du rachis lombaire était revenue aux valeurs de départ environ 1 an après l’arrêt du traitement et que la densité minérale osseuse de la hanche était revenue aux valeurs de départ environ 3 ans après l’arrêt du traitement.
De follow-up na de behandeling toonde dat de botmineraaldichtheid van de lumbale wervelkolom ongeveer 1 jaar na stopzetting van de behandeling naar de initiële waarden terugkeerde en dat de botmineraaldichtheid van de heup ongeveer 3 jaar na stopzetting van de behandeling naar de initiële waarden terugkeerde.

Dans les études de phase III qui ont démontré l’efficacité anti-fracturaire du traitement par PROTELOS, la mesure moyenne de la DMO a augmenté d’environ 4% par an au rachis lombaire et de 2% par an au col fémoral par rapport à la valeur initiale, atteignant respectivement, en fonction de l’étude, 13 à 15% et 5 à 6% après 3 ans de traitement.
In fase IIIonderzoeken, waaruit de anti-fractuur werking van de PROTELOS behandeling bleek, nam de gemeten gemiddelde BMD van baseline met PROTELOS toe met circa 4% per jaar aan de lumbale wervelkolom en 2% per jaar aan de femurhals, en bereikte daarbij respectievelijk na 3 jaar 13% tot 15% en 5% tot 6%, afhankelijk van het onderzoek.

Les augmentations moyennes de la DMO au niveau du rachis à 1 an, par rapport aux valeurs initiales ont été de 5,1 % (IC 95 % : 4,8 %-5,4 %) dans le groupe FOSAMAX 70 mg une fois par semaine et de 5,4 % (IC 95 % : 5,0 %-5,8 %) dans le groupe alendronate 10 mg/jour.
De gemiddelde verhoging ten opzichte van de uitgangswaarde in BMD van de lumbale wervelkolom na een jaar was in de groep met 70 mg 1x/week 5,1 % (95 %-BI: 4,8; 5,4 %) en in de groep met 10 mg/dag 5,4 % (95 %-BI: 5,0; 5,8 %).