1. Where the thrust vectoring of rudder-propeller, water-jet, cycloidal-propeller or bow‑thruster installations is remotely actuated by electric, hydraulic or pneumatic means, there shall be two steering controls, each independent of the other, between the wheelhouse and the propeller- or thruster-installation which, mutatis mutandis, meet the requirements of Articles 6.01 to 6.05.
1. Indien bij roerpropeller-, waterstraal-, cycloïdaalschroef- en boegschroefinstallaties de afstandsbediening voor de verandering van de richting van de stuwkracht elektrisch, hydraulisch of pneumatisch is, dan moeten vanaf de stuurstelling tot de propeller- of straalinstallatie twee van elkaar onafhankelijke besturingssystemen aanwezig zijn die voldoen aan de in de artikelen 6.01 tot en met 6.05 genoemde eisen.