Member States should pursue their efforts to prevent and counter radicalisation leading to terrorism by coordinating, by sharing information and experience on national prevention policies, and by implementing or, as the case may be, updating national prevention policies taking into account their own needs, objectives and capabilities building on their own experiences.
De lidstaten dienen hun inspanningen tot voorkoming en bestrijding van tot terrorisme leidende radicalisering voort te zetten door middel van coördinatie, het delen van informatie en ervaringen over hun nationaal preventiebeleid en door de uitvoering of, naargelang het geval, bijwerking van hun nationaal preventiebeleid volgens hun eigen behoeften, doelstellingen en vermogens, en voortbouwend op hun eigen ervaringen.