(2) Hat der Inhaber einer in Artikel 8
Absatz 2 genannten älteren nationalen Marke oder eines in Artikel 8 Absatz 4 genannten sonstigen älteren Kennzeichenrechts die Benutzung einer jüngeren Unions
marke in dem Mitgliedstaat, in dem diese ältere
Marke oder dieses sonstige ältere Kennzeichenrecht geschützt ist, während eines Zeitraums von fünf aufeinander folgenden Jahren in Kenntnis dieser Benutzung geduldet, so kann er für die Waren oder Dienstleistungen, für die die jüngere Unions
marke benutzt worden ist, aufgrund dieser älteren
Marke ...[+++] oder dieses sonstigen älteren Kennzeichenrechts nicht die Nichtigerklärung der Unionsmarke verlangen, es sei denn, dass die Anmeldung der jüngeren Unionsmarke bösgläubig vorgenommen worden ist.“.2. De houder van een in artikel 8, lid 2, bedo
eld ouder nationaal merk of een in artikel 8, lid 4, bedoeld ander ouder teken die het gebruik van een jonger Uniemerk in de lidstaat waar het oudere merk of het andere oudere teken wordt beschermd, gedurende vijf opeenvolgende jaren bewust
heeft gedoogd, kan niet langer op grond van het oudere merk of het
andere oudere teken vorderen dat het jongere merk nietig wordt verklaard voor de
...[+++]waren of diensten waarvoor dat jongere merk is gebruikt, tenzij het jongere Uniemerk te kwader trouw is aangevraagd”.