Die zweite präjudizielle Frage bezieht sich auf die Vereinbarkeit des vorerwähnten Artikels 73 Absatz 5 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, indem er den Dritteinspruch nur den Gläubigern des Konkursschuldners vorbehalte, unter Ausschluss der Interesse habenden Dritten, die ein ähnliches Interesse wie die Gläubiger nachwiesen.
De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 73, vijfde lid, doordat het het derdenverzet zou voorbehouden voor de schuldeisers van de gefailleerde, met uitsluiting van belanghebbende derden die van een belang zouden doen blijken dat vergelijkbaar is met dat van de schuldeisers.