« Verstossen die Artikel 4 § 2 und 6 § 2 des Gesetzes über den Sprachengebrauch in Gerichtsangelegenheiten gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie die Frist für das Einlegen einer Kassationsbeschwerde in Zivilsachen zum Zeitpunkt der Urteilsverkündung einsetzen lassen, und zwar sogar in Abwesenheit der Parteien, während in zivilrechtlichen Verfahren die Frist der Kassationsbeschwerde in der Regel ab der Zustellung oder Notifizierung des Urteils läuft?
« Schenden de artikelen 4, § 2, en 6, § 2, van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij de termijn voor het instellen van een cassatieberoep in civiele zaken doen ingaan vanaf het ogenblik van de uitspraak, zelfs in afwezigheid van de partijen, terwijl in civiele procedures de termijn van het cassatieberoep in de regel ingaat vanaf de betekening of de kennisgeving ervan ?