Die historischen Aktivitätsraten der zusätzlichen oder der stillgelegten Kapazität entsprechen der Differenz zwischen den installierten Anfangskapazitäten der einzelnen Anlagenteile, an denen eine gemäß Artikel 7 Absatz 3 bestimmte wesentliche Kapazitätsänderung vorgenommen wurde, bis Aufnahme des geänderten Betriebs und der installierten Kapazität nach der gemäß Artikel 7 Absatz 4 bestimmten wesentlichen Kapazitätsänderung, multipliziert mit der durchschnittlichen historischen Kapazitätsauslastung der betreffenden Anlage in den Jahren vor der Aufnahme des geänderten Betriebs.
De historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit zijn gelijk aan het verschil tussen de overeenkomstig artikel 7, lid 3, bepaalde aanvankelijke geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie die een aanzienlijke capaciteitswijziging onderging, welke capaciteit gold tot de aanvang van de veranderde werking, en de geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke capaciteitswijziging, bepaald overeenkomstig artikel 7, lid 4, vermenigvuldigd met de gemiddelde historische capaciteitsbenutting van de betrokken installatie gedurende de jaren voorafgaand aan de aanvang van de veranderde werking.