14. stellt fest, dass die de jure oder de facto Monopole, die den Verwertungsgesellschaften in der Regel zukommen, dem Grundsatz nach kein Wettbewerbsproblem darstellen, sofern sie ihren Mitgliedern oder beim Zugang zu Rechten durch potentielle Kunden keine unangemessenen Beschränkungen auferlegen; anerkennt, dass Verwertungsgesellschaften Aufgaben im öffentlichen Interesse sowie im Interesse de
r Rechteinhaber und ebenso der Nutzer erfüllen und daher einer gewissen Regulierung bedürfen; unterstreicht die Bedeutung des Wettbewerbsrechts, im Einzelfall mögliche Missbräuche des Monopols durch Verwertungsgesellschaften zu prüfen, um die Recht
everwaltun ...[+++]g auch in Zukunft erfolgreich gewährleisten zu können; 14. stelt vast dat de de jure en de facto monopolies die in de regel worden uitgeoefend door MCB's, in beginsel geen mededingingsprobleem vormen, mits daardoor geen onredelijke beperkingen worden opgelegd aan hun leden of met betrekking tot de toegang van toekomstige klanten tot de rechten; erkent dat de MCB's taken in het openbaar belang en in het belang van de rechthebbenden en ook van de gebruikers vervullen en derhalve een zekere mate van regulering behoeven; onderstreept het belang van het mededingingsrecht om in individuele gevallen eventueel misbruik van een monopoliepositie door MCB's te onderzoeken ten einde te waarborgen dat
de rechten ook in de toekomst met succe ...[+++]s kunnen worden beheerd;