Die angefochtenen Bestimmungen verletzten somit nach Ansicht der Klägerinnen einerseits auf diskriminierende Weise die Rechtssicherheit, insofern die Rechtsunterworfenen ihr Interesse am Einreichen eines Antrags auf Zuerkennung des ermässigten Satzes nicht beurteilen könnten und somit nicht die rechtlichen Folgen ihrer Handlungen vorhersehen könnten (erster Klagegrund), und behandelten andererseits die Bauunternehmen auf diskriminierende Weise, je nachdem, ob sie die Anerkennung erhalten hätten oder nicht, die als Voraussetzung für den Vorteil des ermässigten Satzes gelte (zweiter Klagegrund).
Enerzijds, zouden de aangevochten bepalingen, volgens de verzoeksters, aldus op discriminerende wijze inbreuk maken op de rechtszekerheid, in zoverre de bestuurden niet over hun belang zouden kunnen oordelen om een aanvraag in te dienen die ertoe strekt het verlaagd tarief te genieten en zij niet de juridische gevolgen van hun handelingen zouden kunnen voorzien (eerste middel) en, anderzijds, zouden zij de bouwondernemingen op discriminerende wijze behandelen naargelang zij al dan niet de erkenning hebben verkregen waarvan het genot van het verlaagd tarief afhankelijk is gemaakt (tweede middel).
