Der Hof nimmt jedoch zur Kenntnis, dass der Kassationshof in seinem Urteil vom 5. Mai 2004, mit dem eine der präjudiziel
len Fragen gestellt wurde, die zum Urteil Nr. 68/2005 geführt haben, implizit - und in seinem Urteil vom 29. Juni 2005 ausdrücklich - den Standpunkt vertreten hat, dass das Artikel 16 Absatz 2 des Abkommens vom 28. Juli 1951 « nicht zur Folge hat, die Ubergangsregelung des vorerwähnten Artikels 29 § 3 Absatz 2 zur Anwendung zu bringen, wenn ein Kläger, der seinen gewöhnlichen Aufenthalt in Belgien hat, dort das Statu
...[+++]t als Flüchtling besitzt ». Het Hof neemt echter akte van het feit dat het Hof van Cassatie in zijn arrest van 5 mei 2004 waarbij één van de
prejudiciële vragen wordt gesteld die aanleiding hebben gegeven tot het arrest nr. 68/2005, op impliciete wijze - en in zijn arrest van 29 juni 2005 op expliciete wijze - heeft geoordeeld dat artikel 16.2 van het Verdrag van 28 juli 1951 « niet tot gevolg heeft de overgangsregeling van het voormelde artikel 29, § 3, tweede lid, toepasbaar te maken wanneer een klager, die zijn gewoonlijke verblijfplaats in België heeft, er het statuut van vlucht
...[+++]eling heeft ».