Am Vertrauensgrundsatz wird nicht gerüttelt, und von einer Aufrechterhaltung wohlerworbener Rechte kann [.] keine Rede sein, weil [.] das Unterscheidungskriterium [.] stets die künstlerische Qualität [.] gewesen ist, ein Unterscheidungskriterium, das auch heute im wesentlichen das dem Unterschied - insbesondere für die Kumulierungsmöglichkeit - zwischen denjenigen mit grossem künstlerischen Ruf und dem anderen Unterrichtspersonal zugrunde liegende Argument ist ».
Aan het vertrouwensbeginsel wordt niet getornd en van een behoud van verkregen rechten kan [.] geen sprake zijn, vermits [.] het onderscheidingscriterium [.] steeds de hoedanigheid van artiesten [.] is geweest, onderscheidingscriterium dat ook thans in essentie het onderliggend argument is van het onderscheid en dan meer bepaald voor de cumulatiemogelijkheid tussen diegenen met ruime artistieke faam en de andere lesgevers ».
