Sie vertreten den Standpunkt, die Lehre aus den Urteilen Nrn. 3/98, 86/98 und 134/98 müsse die Nichtigerklärung der angefochtenen Bestimmungen zur Folge haben, da die Rechtfertigung der angefochtenen rückwirkenden Wirksamerklärung nicht erwiesen sei.
Zij zijn van mening dat de lering uit de arresten nrs. 3/98, 86/98 en 134/98 moet leiden tot de vernietiging van de aangevochten bepalingen, aangezien het verantwoord karakter van de betwiste retroactieve geldigverklaring niet is aangetoond.