Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «wird befragt bezüglich » (Allemand → Néerlandais) :

Aus der Begründung der Vorlageentscheidungen geht hervor, dass der vorlegende Richter den Gerichtshof bezüglich der Folgen der Überschreitung der Frist von sechs Monaten und vierzehn Tagen für die Eheschließung im Sinne von Artikel 165 § 3 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches für die Behandlung der Beschwerde gegen die Verweigerungsentscheidung aufgrund von Artikel 167 letzter Absatz desselben Gesetzbuches und für die Behandlung des Antrags auf Verlängerung der Frist von sechs Monaten im Sinne von Artikel 165 § 3 Absatz 2 desselben Gesetzbuches, wenn die Eheschließung aufgrund von Artikel 167 Absatz 2 desselben Gesetzbuches auf ...[+++]

Uit de motieven van de verwijzingsbeslissingen blijkt dat de verwijzende rechter het Hof ondervraagt over de gevolgen van het overschrijden van de termijn van zes maanden en veertien dagen voor het voltrekken van het huwelijk bedoeld in artikel 165, § 3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, voor de behandeling van het beroep dat tegen de beslissing tot weigering is ingesteld, krachtens artikel 167, laatste lid, van hetzelfde Wetboek, en voor de behandeling van het verzoek om een verlenging van de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 165, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wanneer de voltrekking van het huwelijk wordt uitgesteld krachten ...[+++]


Der Gerichtshof wird befragt zur Vereinbarkeit des vorerwähnten Artikels 2262bis § 1 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern dadurch ein Behandlungsunterschied bezüglich der Unterbrechung der Verjährungsfrist entstehe zwischen einerseits den Geschädigten eines Wettbewerbsverstoßes und andererseits den Opfern einer Straftat.

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van voormeld artikel 2262bis, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling met betrekking tot de stuiting van de verjaringstermijn zou doen ontstaan tussen, enerzijds, de benadeelden van een mededingingsinbreuk en, anderzijds, de slachtoffers van een misdrijf.


Aus den Fakten und der Begründung des Vorlageurteils geht hervor, dass der Gerichtshof bezüglich des Behandlungsunterschieds zwischen Kindern, die zu Familienbeihilfen berechtigen, in Bezug auf die Bestimmung des Ranges des Kindes für die Berechnung des Betrags der Beihilfen befragt wird, je nachdem, ob ein Elternteil Beihilfenempfänger gegenüber älteren Kindern ist, die aus einer vorherigen Ehe hervorgegangen sind und deren Unterhalt gleichermaßen von den getrennten Eltern übernommen wird.

Uit de feiten en uit de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling tussen kinderen die recht geven op kinderbijslag, wat betreft het bepalen van de rang die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het bedrag aan kinderbijslag, naargelang één van hun ouders al dan niet bijslagtrekkend is tegenover oudere kinderen uit een vorig huwelijk wiens last op een gelijkmatig verdeelde wijze wordt gedragen door de gescheiden ouders.


Der Gerichtshof wird bezüglich des sich daraus ergebenden Behandlungsunterschieds befragt, insofern nicht die Möglichkeit für Dritte vorgesehen sei, die Nichtigerklärung des Schiedsspruchs zu erreichen, selbst in den in Paragraph 3 Buchstabe b) dieser Bestimmung vorgesehenen Fällen, in denen das Gericht von Amts wegen die Nichtigkeit des Schiedsspruchs feststellt, außer im Fall des Betrugs.

Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling in zoverre zij voor derden niet voorziet in de mogelijkheid om de vernietiging van de uitspraak te verkrijgen, zelfs in de in paragraaf 3, b), van die bepaling beoogde gevallen waarin de rechtbank de nietigheid van de uitspraak ambtshalve vaststelt, behalve in geval van bedrog.


Der Gerichtshof wird zur Vereinbarkeit dieser Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung befragt, insofern dadurch bezüglich der Berechnung der Pension unterschieden werde zwischen einerseits den Personen, die eine Zulage in Anwendung von Artikel 1 des königlichen Erlasses vom 13. Juni 1976 « zur Regelung der Gewährung einer Zulage an die vorläufig in ein Auswahl- oder Beförderungsamt bestellten Mitglieder des Direktions- und Lehrpersonals, des Erziehungshilfspersonals und des heilhilfsberuflichen Personals im Unterrichtswe ...[+++]

Aan het Hof wordt gevraagd of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij, wat de berekening van het pensioen betreft, een onderscheid maakt tussen, enerzijds, de personen die een toelage genieten met toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juni 1976 « tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en aan de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap die voorlop ...[+++]


Aus dem Sachverhalt, der der Vorlageentscheidung zugrunde liegt, der Begründung dieser Entscheidung und dem Wortlaut der Vorabentscheidungsfrage geht hervor, dass der Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 4 § 1 Absatz 2 des Gesetzes vom 15. Juni 1935 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention befragt wird, ausgelegt in dem Sinne, dass dadurch eine Partei in einem Schiedsverfahren, die in Anwendung von Artikel 1691 des Gerichtsgesetzbuches (in der Fassung vor seiner Aufhebung durch Artikel 2 des Gesetzes vom 24. Juni 2013 « zur Abänderu ...[+++]

Uit de feiten die aan de oorsprong van de verwijzingsbeslissing liggen, uit de motivering van die beslissing en uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat aan het Hof een vraag wordt gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935, in die zin geïnterpreteerd dat het een partij bij een arbitrage die, met toepassing van artikel 1691 van het Gerechtelijk Wetboek (zoals opgesteld vóór de opheffing ervan bij artikel 2 van de wet van 24 juni 2013 « tot w ...[+++]


Der Gerichtshof wird bezüglich der Vereinbarkeit von Artikel 27 des königlichen Erlasses Nr. 50 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 26 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte sowie mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 dieser Konvention (Rechtssache Nr. 5572) und mit den Artikeln 10, 11, 16 und 191 der Verfassung (Rechtssache Nr. 5652) befragt.

Aan het Hof worden vragen gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 27 van het koninklijk besluit nr. 50 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag (zaak nr. 5572), en met de artikelen 10, 11, 16 en 191 van de Grondwet (zaak nr. 5652).


Der Hof wird befragt bezüglich des durch den vorerwähnten Artikel 15 § 1 Buchstabe b) Nr. 3 eingeführten Behandlungsunterschieds zwischen den Personen, denen das Recht auf eine Rente gemäss dem Gesetz vom 15. März 1954 anerkannt wurde, und denjenigen, denen dieses Recht nicht anerkannt wurde, insofern die Erstgenannten nicht die durch den vorerwähnten Artikel 15 eingeführte Rente erhalten könnten, während die Letztgenannten sie erhielten.

Aan het Hof wordt een vraag gesteld in verband met het verschil in behandeling dat door het voormelde artikel 15, § 1, b), 3°, in het leven wordt geroepen tussen de personen aan wie het recht om een pensioen te genieten krachtens de wet van 15 maart 1954 is toegekend en diegenen aan wie dat recht niet is toegekend, in zoverre eerstgenoemden niet de bij het voormelde artikel 15 ingevoerde rente kunnen genieten, terwijl laatstgenoemden die wel kunnen genieten.


Befragt wird der Gerichtshof zur Vereinbarkeit dieser Bestimmungen mit den Artikeln 10, 11 und 22 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention und den Artikeln 17 und 23 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, « dahingehend ausgelegt, dass bei der Beurteilung der Klage auf Ermittlung der Vaterschaft die sozialaffektive Wirklichkeit, der Besitz des Standes, die Ruhe der Familien, die Rechtssicherheit der Verwandtschaftsverhältnisse, das allgemeine Interesse, die feststehenden Fakten bezüglich des Zeita ...[+++]

Het Hof is ondervraagd over de bestaanbaarheid van die bepalingen met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 17 en 23 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, « aldus uitgelegd dat er bij de beoordeling van de vordering tot onderzoek naar het vaderschap geen rekening kan worden gehouden met de socio-affectieve werkelijkheid, bezit van staat, de rust der families, de rechtszekerheid van de familiale banden, het algemeen belang, de vaststaande feiten m.b.t. het tijdsverloop en de leeft ...[+++]


Der Hof wird befragt zur Vereinbarkeit der Gesetze vom 23. Dezember 1986 über die Beitreibung und das Streitverfahren in Sachen provinziale und lokale Steuern und vom 24. Dezember 1996 über die Festlegung und die Eintreibung der Provinzial- und Gemeindesteuern in der vor deren Abänderung durch das Gesetz vom 15. März 1999 geltenden Fassung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern sie für das Streitverfahren bezüglich der Provinzialsteuern die Anrufung des Ständigen Ausschusses als rechtsprechende Behörd ...[+++]

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de wetten van 23 december 1986 betreffende de invordering en de geschillen ter zake van provinciale en plaatselijke heffingen en van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, in de versie ervan vóór de wet van 15 maart 1999, in zoverre zij, voor de geschillen inzake provinciebelastingen, voorzien in de saisine, als rechtsprekende overheid, van de bestendige deputatie, die een rol heeft gespeeld in het kader van de goedkeuring van die belastingen, terwijl de geschillen inzake rijksbelastingen worden toev ...[+++]


w