Wird ein Schirm benutzt, sind seine Markierungen, seine Stellung und Ausrichtung zum Boden und zur Längsmittelebene des Fahrzeugs so zu wählen, daß sich die Messung der Neigung des Abblendlichts mit einer Genauigkeit von ± 0,5 mrad (± 0,05 % Neigung) wiederholen lässt.
Indien gebruik wordt gemaakt van een scherm, moeten de merktekens, plaats en de richting daarvan ten opzichte van het grondoppervlak en het middenlangsvlak van het voertuig zodanig zijn dat de reproduceerbaarheid van de meting van de helling van de gedimde lichtbundel kan worden gewaarborgd met een nauwkeurigheid van p 0,5 mrad (p 0,05 %).