31. verweist – wenngleich unter Berücksichtigung der Autonomie der Mitgliedstaaten in diesem Bereich – auf die Notwendigkeit der Koordinierung zwischen den Ländern mit Blick auf die Ausbildungswege, die Mobilität von Lernenden und Lehrern, die gegenseitige Anerkennung von Zeugnissen, die Zulassungskriterien für Ausbildungs- und Berufsgänge sowie den Austausch guter Praktiken;
31. wijst erop, zij het met eerbiediging van de autonomie van de lidstaten op dit gebied, dat coördinatie tussen landen noodzakelijk is op het gebied van o.a. opleidingsmethoden, mobiliteit van studenten en docenten, wederzijdse erkenning van diploma's, criteria voor de toelating tot opleidingen en beroepsscholing, uitwisseling van goede praktijken;