- dürfen sämtliche Personalausgaben in gleich welcher Höhe sowie die Betriebsausgaben und die Investitionsausgaben des ausserordentlichen Dienstes von höchstens 50.000 Euro mit den gemäss Artikel 15 Absatz 1, 1° des Gesetzes vom 29. Oktober 1846 über die Organisation des Rechnungshofes bereitgestellten Mitteln bezahlt werden;
- alle personeelsuitgaven, ongeacht het bedrag ervan, alsmede de werkingsuitgaven en de investeringsuitgaven van de buitengewone dienst die niet boven 50.000 euro uitgaan, te betalen uit kredieten geopend overeenkomstig artikel 15, eerste lid, 1°, van de wet van 29 oktober 1846 betreffende de organisatie van het Rekenhof;