Deutschland nimmt Bezug auf die Rechtsprechung des Gerichtshofs, der zufolge „eine solche den Waren wegen des Überschreitens der Grenze auferlegte Belastung jedoch dann nicht als nach dem Vertrag verbotene Abgabe zollgleicher Wirkung angesehen werden [kann], wenn sie Teil einer allgemeinen inländischen Gebührenregelung ist, die systematisch sämtliche inländischen und eingeführten Waren nach gleichen Kriterien erfasst, wenn sie ein der Höhe nach angemessenes Entgelt für einen dem Wirtschaftsteilnehmer tatsächlich und individuell geleisteten Dienst darstellt oder aber — unter bestimmten Vorausse
tzungen —, wenn sie wegen Kontrollen erhoben wird, die zur Erfül ...[+++]lung von Verpflichtungen aus dem Gemeinschaftsrecht durchgeführt werden“ (108).Duitsland verwijst naar de rechtspraak van het Hof van Justitie, volgens dewel
ke „een dergelijke, wegens grensoverschrijding op de goederen gelegde last niet als
een bij het Verdrag verboden heffing van gelijke werking [wordt] gekwalificeerd, wanneer hij deel uitmaakt van een algemeen stelsel van binnenlandse heffingen waardoor nationale en in- of uitgevoerde producten volgens dezelfde criteria stelselmatig worden belast, wanneer hij de tegenprestatie vormt voor een aan de marktdeelnemer daadwerkelijk en individueel verleende dienst en
evenredig ...[+++]is aan de kosten daarvan, of ook, onder bepaalde voorwaarden, wanneer hij wordt geheven ter zake van keuringen die worden verricht ter nakoming van door het gemeenschapsrecht opgelegde verplichtingen” (108).