JSC Uralkali machte geltend, dass der Sachverhalt einer „besonderen Marktlage“ im Sinne von Artikel 2 Absatz 3 der Grundverordnung auf die Verkäufe der betroffenen Ware an den fraglichen Abnehmer nicht zutrifft und der Normalwert für den betreffenden Warentyp deshalb anhand der Inlandspreise hätte ermittelt werden müssen.
Uralkali voerde aan dat de „bijzondere marktsituatie” van artikel 2, lid 3, van de basisverordening niet van toepassing was op de verkoop aan de afnemer in kwestie en dat de prijzen van de productsoort in kwestie wel degelijk hadden moeten worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen.