Die Vorabausstattung der Banken mit Münzen war proportional viel größer als die Vorabausstattung mit Banknoten: Zwischen September und Dezember erhielten die Kreditinstitute (dem Volumen nach) 73% der Gesamtproduktion [4], was 96,3% der Mitte Januar umlaufenden Münzen entsprach. Auch die Unterschiede zwischen den einzelnen Staaten waren weniger groß.
In verhouding werden veel meer munten dan biljetten vooraf aan de banken geleverd: de financiële instellingen ontvingen tussen september en december het equivalent van 73% van de totale productie (in volume) [4] en van 96,3% van de munten die half januari in omloop waren. De verschillen tussen de landen zijn ook minder groot.