« ob die in Artikel 335 § 1 des Zivilgesetzbuches verankerte Regel, dass das Kind den Namen seines Vaters trägt, falls seine Abstammung mü
tterlicherseits und väterlicherseits gleichzeitig festgestellt wird oder seine Abstammung n
ur väterlicherseits feststeht, nicht gegen den in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerten Gleichheits- und
Nichtdiskriminierungsgrundsatz verstösst, und zwar ob sie
nicht gegen die Gleichheit zwischen Mann und Frau verstösst und der Frau gegenüber
nicht ...[+++] diskriminierend ist, indem sie den Namenserhalt väterlicherseits vorschreibt und der Frau jede Möglichkeit versagt wird, dem Kind ihren Namen zu geben bei der Geburt eines ehelichen Kindes oder im Falle eines ausserehelich geborenen Kindes mit gleichzeitiger Anerkennung durch den Vater».« of de in artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek vastgelegde regel dat het kind de naam krijgt van de vader bij gelijktijdige vaststelling van de afstamming van vaderszijde en van moederszijde of als alleen van vaders
zijde de afstamming vaststaat, het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel vervat in artikel 10 en
11 van de Grondwet niet schendt en meer bepaald of het de gelijkheid tussen man en vrouw niet schendt en discriminerend is ten aanzien van de vrouw doordat het patrilineaire naamsverkrijging verplicht stelt en de vr
...[+++]ouw elke mogelijkheid ontnomen wordt haar familienaam toe te kennen aan het kind bij geboorte van een kind binnen een huwelijk of ingeval van een buitenhuwelijks kind met gelijktijdige erkenning door de vader».