Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «vorlegenden richters seien » (Allemand → Néerlandais) :

Der Ministerrat führt zunächst die Unzulässigkeit der Schriftsätze der vor dem vorlegenden Richter klagenden Partei an, insofern sie in Deutsch hinterlegt worden seien, während der Gerichtshof durch Anordnung entschieden habe, dass die Sprache zur Untersuchung dieser Rechtssache das Französische sei.

De Ministerraad voert allereerst de niet-ontvankelijkheid aan van de memories van de verzoekende partij voor de verwijzende rechter in zoverre die in het Duits zijn neergelegd, terwijl het Hof bij beschikking heeft beslist dat de onderzoekstaal van de onderhavige zaak het Frans is.


In ihrem Interventionsschriftsatz vertritt die vor dem vorlegenden Richter klagende Partei die Auffassung, dass die Inspektoren der Religionsunterrichte und die Inspektoren der anderen Unterrichte des Unterrichtswesens der Französischen Gemeinschaft nicht miteinander vergleichbar seien, da die Ersteren dem Kult angehörten, den sie innerhalb des Unterrichts zu vertreten hätten.

In haar memorie van tussenkomst is de verzoekende partij voor de verwijzende rechter van mening dat de inspecteurs van de cursussen godsdienst en de inspecteurs van de andere cursussen van het onderwijs van de Franse Gemeenschap niet vergelijkbaar zijn, aangezien de eerstgenoemden deel zouden uitmaken van de eredienst die zij binnen het onderwijs moeten vertegenwoordigen.


Mit der zweiten Vorabentscheidungsfrage möchten die vorlegenden Richter erfahren, ob die Artikel 568, 602, 608, 1050 und 1073 des Gerichtsgesetzbuches vereinbar seien mit Artikel 13 der Verfassung in Verbindung mit deren Artikeln 146 und 160, mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 14 Absatz 1 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte und mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Unabhängigkeit und Unparteilichkeit des Richters ...[+++]

Met de tweede prejudiciële vraag wensen de verwijzende rechters te vernemen of de artikelen 568, 602, 608, 1050 en 1073 van het Gerechtelijk Wetboek bestaanbaar zijn met artikel 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 146 en 160 ervan, met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het algemeen rechtsbeginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, in zoverre de beslissing van de rechter ten gronde aan wie een aansprakelijkheidsvordering wegens een rechtsprekende handeling van he ...[+++]


Die vorlegenden Richter möchten vom Gerichtshof erfahren, ob die fraglichen Bestimmungen, mit denen der Verlauf des Rechtsgangs der anhängigen Haftungsklagen bestimmt werde, mit den in der Vorabentscheidungsfrage angeführten Referenznormen vereinbar seien im Lichte des vorerwähnten Entscheids Nr. 99/2014.

De verwijzende rechters wensen van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen, die het verloop van de rechtsgang van de hangende aansprakelijkheidsvorderingen bepalen, bestaanbaar zijn met de in de prejudiciële vraag vermelde referentienormen, in het licht van het voormelde arrest nr. 99/2014.


Der betreffende stellvertretende Gerichtsrat am Appellationshof, der siebte Angeklagte vor dem vorlegenden Richter, bemerkt in seinem Schriftsatz, dass die stellvertretenden Magistrate nicht in der erschöpfenden Auflistung von Artikel 479 des Strafprozessgesetzbuches angeführt seien, sodass das darin vorgesehene « Gerichtsbarkeitsvorrecht » nicht auf diese Kategorie von Magistraten anwendbar sei und folglich die beiden Vorabentscheidungsfragen für gegenstandslos zu erklären seien.

De betrokken plaatsvervangende raadsheer bij het hof van beroep, zevende beklaagde voor de verwijzende rechter, merkt in zijn memorie op dat de plaatsvervangende magistraten niet zijn opgenomen in de exhaustieve opsomming van artikel 479 van het Wetboek van strafvordering, zodat het daarin bepaalde « voorrecht van rechtsmacht » niet van toepassing zou zijn op die categorie van magistraten en, bijgevolg, de twee prejudiciële vragen zonder voorwerp zouden moeten worden verklaard.


Die vorlegenden Richter möchten vom Gerichtshof erfahren, ob Artikel 57 des EStGB 1992 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung (Rechtssache Nr. 6212) beziehungsweise dieselben Artikel in Verbindung mit den Artikeln 170 und 172 der Verfassung (Rechtssache Nr. 6257) verstoße, indem die Abzugsfähigkeit als Werbungskosten nicht erlaubt werde, wenn die in dieser Bestimmung erwähnten Ausgaben, die durch einen der Steuer der natürlichen Personen unterliegenden Steuerpflichtigen getätigt würden, nicht auf die vorgeschriebene Weise nachgewiesen würden (durch Individualkarten und eine zusammenfassende Aufstellung, die recht ...[+++]

De verwijzende rechters wensen van het Hof te vernemen of artikel 57 van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (zaak nr. 6212), dan wel dezelfde artikelen in samenhang gelezen met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet (zaak nr. 6257), schendt doordat zij de aftrekbaarheid als beroepskosten niet toestaat wanneer de in die bepaling bedoelde uitgaven, gedaan door een belastingplichtige in de personenbelasting, niet op de voorgeschreven wijze worden verantwoord (door individuele fiches en een samenvattende opgave die tijdig en in de juiste vorm zijn voorgelegd), zelfs niet indien de uitgaven door de verkri ...[+++]


Der Umstand, dass die im früheren Artikel 380 Absatz 1 des EStGB 1992 erwähnten Schriftstücke nach Darlegung der Berufungsklägerin vor dem vorlegenden Richter bei der Kanzlei des Appellationshofes hinterlegt worden seien, beinhaltet nicht, dass es nicht sachdienlich wäre, darüber zu urteilen, ob die fraglichen Bestimmungen in der in B.3 angeführten Auslegung diskriminierend sind oder nicht; die fragliche Verpflichtung zur Zustellung ist nämlich eine Formalität, die vorgesehen wurde, um die Re ...[+++]

Het feit dat de in het vroegere artikel 380, eerste lid, van het WIB 1992 bedoelde stukken volgens de appellante voor de verwijzende rechter ter griffie van het hof van beroep werden neergelegd, impliceert niet dat het niet nuttig zou zijn dat uitspraak wordt gedaan over de vraag of de in het geding zijnde bepalingen, in de in B.3 vermelde interpretatie, al dan niet discriminerend zijn : de in het geding zijnde verplichting tot betekening is immers een vorm die is voorgesc ...[+++]


Die Berufungsklägerin vor dem vorlegenden Richter führt an, dass es dem Gerichtshof nicht obliege, über « theoretische, hypothetische, nicht bestehende und/oder virtuelle » Fragen zu befinden; da die angefochtene Entscheidung und die Schriftstücke bezüglich der Anfechtung tatsächlich bei der Kanzlei des Appellationshofes durch den Ständigen Ausschuss hinterlegt worden seien, müsse die Vorabentscheidungsfrage für unzulässig erklärt werden.

De appellante voor de verwijzende rechter voert aan dat het niet aan het Hof staat zich uit te spreken over « theoretische, hypothetische, onbestaande en/of virtuele » vragen : aangezien de bestreden beslissing en de stukken met betrekking tot de betwisting wel degelijk ter griffie van het hof van beroep zouden zijn neergelegd door de bestendige deputatie, zou de prejudiciële vraag onontvankelijk moeten worden verklaard.


Ebenfalls nach Auffassung des vorlegenden Richters seien die Gemeinden, die die Gemeindesektionen - die über ein Miteigentumsrecht am Wald von Anlier verfügt hätten - übernommen hätten, selbst Inhaberinnen dieses Rechtes geworden, weil diese Sektionen durch das Gesetz vom 14. Februar 1961 aufgehoben worden seien.

Nog volgens de verwijzende rechter zijn de gemeenten waaraan de gemeentesecties met een recht van mede-eigendom op het bos van Anlier zijn overgedragen, zelf houder van dat recht geworden door de opheffing van die secties bij de wet van 14 februari 1961.


Nach Darlegung des vorlegenden Richters seien die durch das AÜSS gezahlten Beträge jedoch nicht besteuerbar in Anwendung des vorstehend zitierten Artikels 34 § 1 Nr. 1, der die Besteuerung dieser Beträge nicht vom Abzug der Beiträge abhängig mache, die es ermöglich hätten, die Pension aufzubauen.

Volgens de verwijzende rechter zijn de door de DOSZ uitgekeerde bedragen evenwel belastbaar met toepassing van het voormelde artikel 34, § 1, 1°, aangezien het belasten van die bedragen in dat artikel niet afhankelijk wordt gesteld van de aftrek van de bijdragen die het mogelijk hebben gemaakt het pensioen op te bouwen.


w