5. Die Mitgliedstaaten können die zuständigen Behörden gemäß Absatz 1 mit der Durchführung von Kontrollen betrauen, mit denen die Einhaltung oder die Anwendung von Vorschriften überprüft werden soll, die nicht in Artikel 1 Absatz 2 aufgeführt sind; dies gilt auch für Vorschriften über spezifische Risiken, die sich aus dem Vorhandensein gebietsfremder Arten in der Union ergeben können .
5. De lidstaten mogen aan de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten de verantwoordelijkheid opdragen controles uit te voeren met het oog op de verificatie van de naleving of toepassing van andere dan de in artikel 1, lid 2, bedoelde regelgeving, met inbegrip van regelgeving betreffende specifieke risico's die zich kunnen voordoen als gevolg van de aanwezigheid van uitheemse soorten in de Unie .