Diese Bestimmung verleiht dem Willen des Verfassungsgebers Ausdruck, dem zuständigen Gesetzgeber die Sorge zu überlassen, eine Regelung für die wesentlichen Aspekte des Unterrichts hinsichtlich der Organisation, der Anerkennung oder der Bezuschussung zu treffen; sie untersagt aber nicht, dass unter bestimmten Voraussetzungen Zuständigkeiten anderen Behörden eingeräumt werden.
Die bepaling drukt de wil uit van de Grondwetgever om aan de bevoegde wetgever de zorg voor te behouden een regeling te treffen voor de essentiële aspecten van het onderwijs, wat de inrichting, de erkenning of subsidiëring betreft, doch verbiedt niet dat onder bepaalde voorwaarden bevoegdheden aan andere overheden worden toegekend.