Die Kläger machen ebenfalls Artikel 7 des Gesetzes vom 7. August 1931 über den Denkmal- und Landschaftsschutz geltend, in dem vorgesehen ist, dass die Eigentümer und andere Interessehabende Anspruch haben auf « eine Entschädigung zu Lasten des Staates fü
r den Nachteil, der ihnen durch die Einschränkungen ihres Rechtes zugefügt wird », oder Artikel 371 des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe, in dem die Möglichkeit für die Eigentümer vorgesehen ist, « eine Vergütung zu Lasten der Wallonischen Region [ zu ] beantragen, wenn ein Bau- oder Erschließungsverbot, das ausschließlich aus der Unterschutzstellung
eines unbe ...[+++]weglichen Gutes hervorgeht, am Tage vor dem Inkrafttreten des Unterschutzstellungserlasses der Benutzung oder der Zweckbestimmung dieses Gutes ein Ende setzt ».De verzoekers vermelden eveneens artikel 7 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, dat bepaalt dat de eigenaars en overige belanghebbenden recht hebben op « een vergoeding ten
laste van den Staat voor het nadeel dat hun wordt berokkend door de beperkingen van hun recht », of artikel 371 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, dat voor de eigenaars in de mogelijkheid voorziet om « een schadevergoeding ten laste van het Waalse Gewest » aan te vragen « wanneer een bouw- of verkavelingsverbod dat enkel uit de klassering van een onroerend goed voortvloeit, een einde maakt
...[+++] aan het gebruik of aan de bestemming van dat goed de dag voor de inwerkingtreding van het klasseringsbesluit ».