Traduction de « 28 juni 1966 enthält keine bestimmung » (Allemand → Néerlandais) :

Das Gesetz vom 28. Juni 1966 enthält keine Bestimmung über die Verjährung, die für die Rückforderung einer zu Unrecht gezahlten Entschädigung gelten würde, insbesondere wenn die unrechtmässige Beschaffenheit sich aus Artikel 5bis § 2 desselben Gesetzes ergibt, der durch das Sanierungsgesetz vom 22. Januar 1985 zur Festlegung sozialer Bestimmungen eingeführt wurde und aufgrund dessen Arbeitnehmer, die insbesondere in den Genuss einer Zusatzentschädigung im Sinne des am 19. Dezember 1974 im Nationalen Arbeitsrat geschlossenen kollektiven Arbeitsabkommens Nr. 17 gelangen, keine Schliessungsentschädigung erhalten können.
De wet van 28 juni 1966 bevat geen enkele bepaling over de verjaring die van toepassing zou zijn op de terugvordering van een vergoeding die ten onrechte werd betaald, met name wanneer het onverschuldigde karakter volgt uit artikel 5bis, § 2, van dezelfde wet, dat werd ingevoegd bij de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, en krachtens hetwelk de werknemers die meer bepaald een aanvullende vergoedingsregeling genieten bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, de sluitingsvergoeding niet kunnen genieten.

« Verstößt Artikel 28 § 1 Nr. 1 des Dekrets vom 28. Juni 1985 über die Umweltgenehmigung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit deren Artikel 16 und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern diese Bestimmung keine Aussetzung der Verfallfrist der Umweltgenehmigung während der Anhängigkeit der Klage beim Staatsrat vorsehen würde, wodurch der Verfall der Umweltgenehmigung während des beim Staatsrat anhängigen Verfahrens eintreten kann, wobei es zusätzlich möglich ist, dass infolge dieses Verfalls auch die damit einhergehende Städtebaugenehmigung aufgrund von Artikel 5 desselben Dekrets hinfällig wird, während Artikel 4.6.2 [ § 1 Absatz 2] des Flämischen Raumordnungskodex vorsieht, dass die Verfallfristen für die Inangriffnahme der Arbeiten aufgrund einer Städtebaugenehmigung im Sinne von Absatz 1 dieser Bestimmung ausgesetzt werden, solange eine Klage auf Nichtigerklärung der Städtebaugenehmigung beim Rat für Genehmigungsstreitsachen anhängig ist? ».
« Schendt art. 28, § 1, 1°, van het Milieuvergunningsdecreet van 28 juni 1985 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 EAP bij het EVRM, in zoverre deze bepaling geen schorsing van de vervaltermijn van de milieuvergunning zou voorzien hangende het beroep bij de Raad van State, waardoor het verval van de milieuvergunning kan intreden hangende de procedure bij de Raad van State en met bijkomend de mogelijkheid dat ingevolge dit verval ook de gekoppelde stedenbouwkundige vergunning zou komen te vervallen op grond van artikel 5 van hetzelfde decreet, terwijl artikel 4.6.2 61, 3e lid [lees : artikel 4.6.2, § 1, tweede lid] VCRO voorziet dat de vervaltermijnen voor opstart van de werken op grond van een stedenbouwkundige vergunning, bepaald in het eerste lid van die bepaling, geschorst wordt zolang een beroep tot vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning aanhangig is bij de Raad voor vergunningsbetwistingen ? ».

Das Gesetz vom 28. Juni 1966 über die Entschädigung infolge Unternehmensschliessung entlassener Arbeitnehmer verstösst gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem es keinerlei Bestimmung bezüglich der Verjährungsfrist der Klage auf Rückzahlung der Unternehmensschliessungsentschädigung enthält.
De wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij geen enkele bepaling bevat betreffende de verjaringstermijn van de vordering tot terugbetaling van de vergoeding voor sluiting van een onderneming.

Beinhaltet somit das Gesetz vom 28. Juni 1966 über die Entschädigung infolge Unternehmensschliessung entlassener Arbeitnehmer keine im Widerspruch zu den Artikeln 10 und 11 der Verfassung stehende Diskriminierung zwischen Lohnempfängern oder Sozialversicherten, indem es keine Verjährungsfrist für die Rückforderung einer im Falle einer Unternehmensschliessung unrechtmässig gezahlten Kündigungsentschädigung festlegt, während kurze Verjährungsfristen für die Klagen auf Rückforderung unrechtmässig gezahlter Leistungen, wie festgelegt im Gesetz vom 29. Juni 1981, aber auch in den Angelegenheiten der sozialen Sicherheit im weiten Sinne vorgesehen sind?
Bevat de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen bijgevolg geen discriminatie tussen werknemers en sociaal verzekerden die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij niet voorziet in een verjaringstermijn voor de terugvordering van een ontslagvergoeding die bij de sluiting van een onderneming ten onrechte werd betaald, terwijl in korte verjaringstermijnen is voorzien voor de vorderingen tot terugbetaling van ten onrechte betaalde prestaties, zoals die zijn bepaald door de wet van 29 juni 1981, maar eveneens in de aangelegenheden van sociale zekerheid, opgevat in ruime zin ?

59. begrüßt die Bewertung der Leitlinien der Europäischen Union zu Folter und anderer grausamer, unmenschlicher oder erniedrigender Behandlung oder Strafe, die neue Empfehlungen und Durchführungsmaßnahmen enthält, mit denen Initiativen in diesem Bereich weiter gestärkt werden sollen; nimmt mit Genugtuung die Übernahme der Empfehlungen, die in der Studie mit dem Titel "Durchführung der Leitlinien der Europäischen Union zu Folter und anderer grausamer, unmenschlicher oder erniedrigender Behandlung oder Strafe", enthalten sind, die dem Unterausschuss für Menschenrechte des Parlaments am 28. Juni 2007 und der Ratsgruppe "Menschenrechte" (COHOM) im Dezember 2007 unterbreitet wurde, zur Kenntnis; nimmt mit Genugtuung die Schlussfolgerungen zur Kenntnis, die sich aus der Prüfung der Leitlinien ergeben haben; begrüßt die Durchführungsmaßnahmen, die den Vertretungen der Europäischen Union und den Delegationen der Kommission in dieser Hinsicht Orientierungen an die Hand geben sollen; begrüßt in diesem Zusammenhang die spezifischen Kriterien für Maßnahmen in Einzelfällen und bedauert, dass keine Maßnahmen vorgesehen sind, um die Überstellung von Personen in ein Land, in dem sie von Folter oder anderer unmenschlichen oder erniedrigender Behandlung bedroht sind, zu verhindern; fordert die Europäische Union in diesem Zusammenhang erneut mit Nachdruck auf, die im Rahmen der internationalen und regionalen Instrumente im Zusammenhang mit Folter und Misshandlung festgelegten Normen und Standards zu erfüllen;
59. is verheugd over de beoordeling van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, die nieuwe aanbevelingen en uitvoeringsmaatregelen omvat om het optreden op dit gebied verder te versterken; uit zijn tevredenheid over de opname van de aanbevelingen uit de studie getiteld "De tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing", voorgelegd aan de Subcommissie mensenrechten van het Parlement op 28 juni 2007 en aan COHOM in december 2007; verheugt zich over de conclusies die zijn getrokken naar aanleiding van het onderzoek van de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren; juicht de uitvoeringsmaatregelen toe, die zijn opgesteld om in dit verband een leidraad te verschaffen aan EU-missies en Commissiedelegaties; verheugt zich in dit verband over de specifieke criteria voor maatregelen op het gebied van individuele gevallen en betreurt het gebrek aan maatregelen om te voorkomen dat personen worden overgedragen aan een land waar zij het risico lopen gemarteld te worden of aan een andere onmenselijke of onterende bestraffing te worden onderworpen; dringt er in dit verband nogmaals bij de EU op aan zich te houden aan de normen en regels die zijn neergelegd in de internationale en regionale instrumenten op het gebied van marteling en mishandeling;

57. begrüßt die Bewertung der Leitlinien der EU zu Folter und anderer grausamer, unmenschlicher oder erniedrigender Behandlung oder Strafe, die neue Empfehlungen und Durchführungsmaßnahmen enthält, mit denen Initiativen in diesem Bereich weiter gestärkt werden sollen; nimmt mit Genugtuung die Übernahme der Empfehlungen, die in der Studie mit dem Titel „Durchführung der Leitlinien der Europäischen Union zu Folter und anderer grausamer, unmenschlicher oder erniedrigender Behandlung oder Strafe”, enthalten sind, die dem Unterausschuss für Menschenrechte des Parlaments am 28. Juni 2007 und der Ratsgruppe „Menschenrechte“ (COHOM) im Dezember 2007 unterbreitet wurde, zur Kenntnis; nimmt mit Genugtuung die Schlussfolgerungen zur Kenntnis, die sich aus der Prüfung der Leitlinien ergeben haben; begrüßt die Durchführungsmaßnahmen, die den Vertretungen der EU und den Delegationen der EU in dieser Hinsicht Orientierungen an die Hand geben sollen; begrüßt in diesem Zusammenhang die spezifischen Kriterien für Maßnahmen in Einzelfällen und bedauert, dass keine Maßnahmen vorgesehen sind, um die Überstellung von Personen in ein Land, in dem sie von Folter oder anderer unmenschlichen oder erniedrigender Behandlung bedroht sind, zu verhindern; fordert die EU in diesem Zusammenhang erneut mit Nachdruck auf, die im Rahmen der internationalen und regionalen Instrumente im Zusammenhang mit Folter und Misshandlung festgelegten Normen und Standards zu erfüllen;
57. is verheugd over de beoordeling van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, die nieuwe aanbevelingen en uitvoeringsmaatregelen omvat om het optreden op dit gebied verder te versterken; uit zijn tevredenheid over de opname van de aanbevelingen uit de studie getiteld “De tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”, voorgelegd aan de Subcommissie mensenrechten van het Parlement op 28 juni 2007 en aan COHOM in december 2007; verheugt zich over de conclusies die zijn getrokken naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren; juicht de uitvoeringsmaatregelen toe, die zijn opgesteld om in dit verband een leidraad te verschaffen aan EU-missies en Commissiedelegaties; verheugt zich in dit verband over de specifieke criteria voor maatregelen op het gebied van individuele gevallen en betreurt het gebrek aan maatregelen om te voorkomen dat personen worden overgedragen aan een land waar zij het risico lopen gemarteld te worden of aan een andere onmenselijke of onterende bestraffing te worden onderworpen; dringt er in dit verband nogmaals bij de EU op aan zich te houden aan de normen en regels die zijn neergelegd in de internationale en regionale instrumenten op het gebied van marteling en mishandeling;

Es trifft zwar zu, dass dieser Erlass keine ähnliche Bestimmung wie Artikel 60 des Dekrets vom 1. Februar 1993 und Artikel 50 des Dekrets vom 6. Juni 1994 enthält.
Het is weliswaar juist dat dat besluit geen bepaling bevat die analoog is met artikel 60 van het decreet van 1 februari 1993 en met artikel 50 van het decreet van 6 juni 1994.

Um die Kontinuität dieser Finanzierung zu gewährleisten, und aus den in B.3.1 angeführten Gründen konnte der Gesetzgeber die angefochtenen Massnahmen ergreifen, indem er je nach Fall ganz oder teilweise die Bestimmungen der königlichen Erlasse vom 22. Dezember 1995 und 28. Oktober 1996 übernahm, die selbst von den obenerwähnten Gesetzen vom 22. Februar 1998, 25. Januar 1999, 24. Dezember 1999, 2. Januar 2001 und 10. August 2001 übernommen worden waren; es trifft zwar zu, dass das angefochtene Gesetz formell rückwirkend ist, doch es enthält keine neue Bestimmung, die von denjenigen abweichen würde, die bereits in den obenerwähnten Bestimmungen, darunter die bestätigten Erlasse, enthalten waren, so dass es lediglich Bestimmungen konsolidiert, deren Tragweite dem Adressaten bereits bekannt war.
Om de continuïteit van die financiering te verzekeren en om de in B.3.1 vermelde redenen kon de wetgever de aangevochten maatregelen nemen, te meer daar hij, naar gelang van het geval, de bepalingen van de koninklijke besluiten van 22 december 1995 en 28 oktober 1996 geheel of gedeeltelijk overnam, die zelf zijn overgenomen uit de voormelde wetten van 22 februari 1998, 25 januari 1999, 24 december 1999, 2 januari 2001 en 10 augustus 2001 : al heeft de aangevochten wet weliswaar formeel een terugwerkend effect, zij bevat evenwel geen enkele nieuwe bepaling die zou afwijken van de bepalingen die in de voormelde bepalingen, waaronder de bekrachtigde besluiten, voorkwamen, zodat zij niets anders heeft gedaan dan bepalingen consolideren waarvan de adressaten de draagwijdte kenden.

Es sei daran erinnert, dass das Bestechungsübereinkommen, das mit Rechtsakt des Rates vom 26. Mai 1997 ausgearbeitet wurde, keine Bestimmung über seine Anwendung auf Gibraltar enthält, da es vor dem 1. Juni 20001 geschlossen wurde; zu diesem Termin wurden die Vereinbarungen zwischen Spanien und dem Vereinigten Königreich über die Behörden von Gibraltar im Rahmen der Rechtsakte der EU und der EG sowie die entsprechenden Verträge wirksam.
Gememoreerd wordt dat in die overeenkomst, die is opgesteld bij Akte van de Raad van 26 mei 1997, niets is bepaald met betrekking tot haar toepassing op Gibraltar, aangezien zij is gesloten vóór 1 juni 2000, de datum waarop de regelingen tussen Spanje en het Verenigd Koninkrijk inzake de autoriteiten van Gibraltar in het kader van de EU- en EG-instrumenten en desbetreffende verdragen in werking zijn getreden.

Für Dänemark stellte das Komitee der Vereinten Nationen zur Beseitigung jeder Form von Diskriminierung der Frau im Juni 2002 fest, dass die betreffende internationale Konvention nicht in nationales Recht umgesetzt worden sei und dass die Verfassung keine besondere Bestimmung zur Diskriminierung von Frauen enthalte.
Verder heeft het Comité van de Verenigde Naties voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) in juni 2002 vastgesteld dat in Denemarken het Internationaal Vrouwenverdrag niet in nationaal recht omgezet is en dat in de grondwet specifieke bepalingen inzake discriminatie van vrouwen ontbreken.