Die optimistischen Verweise auf ein gemeinsames Schicksal in der Präambel klingen in den Ohren des Vertreters eines sozusagen fetten und voll gefressenen Landes, das armen Ländern nicht zu helfen bereit ist, wie bitterer Hohn.
De optimistische tonen van een gemeenschappelijke lotsbestemming in de preambule klinken wrang in de oren van iemand uit een zogenoemd dik en volgevreten land dat niet bereid is iets voor arme landen te doen.